Het lijkt wel of de tijd geen vat heeft op Lissewege dat met zijn lieflijk vaartje, witgeschilderde polderhuizen en uitgestrekte akkers zowat model staat voor hoe elk Vlaams dorp er ooit uitzag: charmant en een tikkeltje nostalgisch.
De bakstenen O.L.V.-Bezoekingskerk geldt als een schoolvoorbeeld van ‘kustgotiek’. Het merkwaardige interieur telt een miraculeus Mariabeeld (1625), een opvallende orgelkast en een fraai gesculpteerd doksaal en predikstoel (1652). Wie de moeite neemt om de 264 traptreden van de stompe toren te beklimmen wordt beloond met een weids overzicht over de polders, tot aan Oostende en Brugge. Op heldere dagen kun je zelfs Walcheren (Zeeland) zien. In de middeleeuwen was Lissewege al een bedevaartsplek. Vissers hadden in een kreek in de buurt een miraculeus Mariabeeld gevonden en om dat beeld ‘te bergen’ werd een kerk gebouwd. Bedevaarders op weg naar Santiago de Compostela hielden in Lissewege halt en bouwden er, via giften, mee aan een relatieve welstand. In 1106 werden Franse benedictijnen aangezocht om in Lissewege een abdij te stichten. Door nalatigheid belandde de grond met daarop de Thosankapel in handen van de cisterciënzers die er effectief een heus abdijcomplex, Ter Doest, uitbouwden. In de (wijde) omgeving van de abdij werden boerderijen opgetrokken, vaak op grond die de monniken als dijkenbouwers op de zee hadden gewonnen. Van de abdijgebouwen hebben enkel de duiventoren, het monumentale poortgebouw en de gigantische, 14de-eeuwse abdijschuur de tand des tijds doorstaan.
Je verneemt meer over het ‘witte dorp’ in het bezoekerscentrum dat trouwens een fraai Heiligenmuseum herbergt, met 150 antieke beelden van patroonheiligen.